Hoe ik Esther Gerritsen bijna een snor gaf

cropped-c2a9-joke-van-vliet.jpg

Esther Gerritsen was te gast bij Deventer Literair en ik zat op de eerste rij. Ze arriveerde iets te laat waardoor ze na binnenkomst direct moest plaatsnemen achter een tafel op een podium. Zo’n zestig grijze hoofdjes staarde haar verwachtingsvol aan terwijl ze haar lederen tas los knipte, een microfoontje tussen haar haren schoof en haar boeken positioneerde op het tafelblad. De barman bracht een karaf water en een flesje Heineken met een glas. Ze biechtte ons op dat haar navigatie Deventer wel vond, maar dat ze zelf in het dorp verkeerd was gelopen. Ik hield mijn adem in. Alleen mijn buurman siste het woord ‘Hanzesteden’ in haar richting, maar hij keek er mild bij als een geduldige schoolmeester.

Esther Gerritsen bleek een meester in het luchtschrijven. Ik heb dit eerder gezien bij Kristien Hemmerechts en Arthur Japin. Schrijvers die zo vertrouwd zijn met het vertalen van hun gedachten tot goed lopende zinnen dat ze, al sprekend, zichzelf redigeren. Met de ogen gericht op een denkbeeldige hemel schrapte Esther overtollige bijvoeglijke naamwoorden, formuleerde ze overwegingen in dialoogvorm en vond ze passende beeldspraken voor haar morele dilemma’s. Zo fantaseerde Esther in keurige scenes over een hork van een ober die ze na afloop van haar diner zou belonen met een flinke fooi. Ze beschreef zijn verbazing en sloot af met een innerlijke monoloog vanuit het perspectief van de ober: Ik dacht dat de mensen het slecht met mij voor hadden maar kijk, ik krijg een grote fooi dus misschien zijn de andere mensen toch lief dus laat ik ze eens wat vriendelijker tegemoet treden.

‘Het belonen van daders is waarschijnlijk geen populair standpunt,’ zei ze.

Daarna viel ze even stil. Waarschijnlijk dacht ze na over onrecht dat vaak voortvloeit uit onwetendheid. Het biertje stond nog altijd onaangeroerd op tafel. Ik bestudeerde haar zoals dat ongegeneerd kan als toeschouwer. Haar ogen waren opvallend klein. Dit leek me passend bij haar vermogen om selectief te kunnen kijken. Haar handen lagen op haar schoot. Haar vingers trilde. Ze droeg kleine zwarte lakschoentjes. In combinatie met haar robuuste voorkomen en haar sobere kledingstijl ontroerde het me. In haar schoenen toonde ze haar eigen ‘dierentuin vol begeerten’ zoals in het motto van haar boek ‘de trooster’ staat. Een citaat van C.S. Lewis.

‘Ik durf mijn biertje niet in te schenken, zegt ze, en ze tilt haar handen boven het tafelblad.

‘Mijn handen trillen. Ik ben bang dat ik zal morsen. Ik had het als kind al.’

Mensen oordelen mild over eigenschappen die je als kind al had. Zonder af te wachten wat de organisatie zou zeggen, stoof ik op om het biertje voor haar in te schenken. Ik moet alleen het glas schuin houden om een mooie schuimkraag te vormen, bedacht ik, maar een lang moment stond ik bewegingsloos met mijn rug naar de zaal. Ik hoorde het zuchten, het schudden, ik hoorde mondhoeken naar beneden zakken. Schaamte overvalt je zoals een muis die je aantreft in een broodzak. Wat nou als je een hork bent zonder het te beseffen? Dan krijg je de fooi en denk je dat je goed bezig bent.

Het lukte mij het flesje te kantelen, het glas vol te laten stromen met de okerkleurige vloeistof. De schuimkraag groeide aan tot driekwart van het glas. Ik wachtte even in de hoop dat het zou slinken maar het vormde zich tot een zachte bolling, een toef. Ik zette het glas voor haar neer. Ze bedankte mij, maar nam geen slok. Ze las de eerste bladzijden uit haar boek de trooster voor. Ik hoorde niet alle woorden. Alleen iets over een hoofdpersoon met een monsterlijke en een welgevormde gezichtshelft. Ik herkende mij onmiddellijk in de beschrijving. Als puber fietste ik altijd links van mijn vriendinnen. Ik vermeed het dat mensen mijn lelijke helft zagen. Ik schaamde mij ervoor.

Dat er daadwerkelijk verschil is tussen beide gezichtshelften ontdekte ik laatst in het Coda museum in Apeldoorn bij de tentoonstelling de ‘Naked eye project’. Nathan Mooij fotografeerde uiteenlopende personen en spiegelde de linkerogen en de rechterogen. Zo ontstonden twee verschillende portretten van één persoon: één met twee linkerogen en één met twee rechterogen. Soms waren de verschillen zo groot dat het de gezichten leken van twee verschillende mensen.

Het schuim op het bier was ingezakt. Aan de binnenzijde van het glas kleefden nog wat vlokken.  Als ze een slok nam zou er mogelijk een snorretje van schuim achterblijven op haar bovenlip. Het was doodstil in de zaal. Ze nam een perfect slokje. Haar boek signeerde ze met  troost voor Joke.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s