Je lacht, je proost, je drinkt een glaasje Cava,
eet een oliebol, smeert je vette handen aan een doekje
Achteloos spoel je de poedersuiker van het bord
In de ochtend verzamel je geblakerde staafjes rond het huis,
ze ruiken nog naar kruit, je voelt het koudvuur nog prikken op je huid
Je schudt de kaarten, je wint en verliest,
je plakt het briefje met de eindstand op de deur,
en dan is er alweer de rit naar huis,
de vinger van vader die naar elke buizerd wijst
Het lijkt allemaal voor altijd
En ondanks,
haar kleine hoofd vanachter een raam
en kusje van vader in de telefoon