Vanavond is het boekenbal en daarom lukt het schrijven vandaag niet goed. Hoewel ik me vorig jaar tijdens het feest nogal verloren voelde waren er toch ook leuke ontmoetingen. Zo kwam ik Mariken Heitman halverwege de trap tegen. We keken elkaar aan alsof we elkaar kende, wat niet het geval was, deden een poging tot een gesprek, maar in de Escape was het erg lawaaiig en een schuilplaats was er niet. We drukten elkaar de hand en liepen verder. Zij omhoog wat later toepasselijk bleek, omdat ze de Libris won en ik omlaag. Wat ik daarvan moet denken weet ik nog niet, wel dat ik de Maarten Biesheuvelprijs net niet won. Ze was nog lang in mijn gedachten omdat ik het fijn vond een soortgenoot te ontmoeten, althans zo voelde dat, iemand die op haar manier ook heeft moeten worstelen om zichzelf te vinden.
Na het bal, op weg naar het station, kwam ik ook nog een man tegen. Op een bankje bij de tramhalte gezeten hadden we het over literatuur (zijn vrouw schreef thrillers) en hij vertelde me dat hij nog dit jaar zou sterven. We knuffelden even omdat de juiste woorden ontbraken en daarna zaten we nog even zomaar naast elkaar. Toen bleek dat de tram niet kwam, vertrok ik lopend en haalde de laatste trein. Contact met een volkomen vreemde kan intens aanvoelen. En ook piekerde ik erover hoe losgezongen ik me kan voelen bij feestende mensen.
Maar goed, waarom ik vandaag niet schreef? Omdat ik een fluwelen hoedje heb gekocht bij de kringloopwinkel en ik er een toefje van het een of ander op wilde borduren. Via de app vroeg Hedda Martens of mijn broderie al af was en ik was op slag verliefd op het woord, dus vanochtend zat ik in de stoel van Roland Holst met rood garen het woord BRODERIE te borduren. Buiten vielen de sneeuwvlokken op het gras, autobanden raasden in bruine blubber voorbij, windvlagen draaiden over het verdwijnende grasland en ik waande mij in de negentiende eeuw bezig met de voorbereidingen voor het bal.
En ik deed nog veel meer gekke dingen vandaag. Ik bezocht de drogisterij (heeft iets van het woord broderie, maar is lang niet zo tijdloos) en vroeg aan de winkelmevrouw welke kleur lipstick mij goed zou staan. Zo los van mijn woonplaats en weg uit mijn sleur bedacht ik ineens dat ik nog best een leuk mens kon zijn. En ik had geluk, want wat een ogen had deze vrouw, zo warm als smeltende boter en ze zette mij op een hoge kruk. ‘Mag ik wat proberen? ’vroeg ze en later, toen ik niet wist hoe ik mijn lippen moest houden, lachte ze niet. ‘Je doet het heel goed,’ zei ze en ik dacht aan de tandarts. Die is ook heel lief. ‘Ga je ook blush dragen?’ Ik moest bekennen dat ik niets van dat al had en weer lachte ze niet, maar ze depte de lipstick op mijn jukbeenderen en veegde de rode vlek met zachte hand uiteen. ‘Een beetje gek misschien, maar je kunt de kleur van de lipstick verzachten door je eigen handrug te kussen en ik deed het, maar evenzogoed had ik die van haar gekust. Bij de kassa deed ze een proefflacon van een heerlijk geurtje erbij. ‘Wij zijn er heel enthousiast over,’ zei ze en wenste me veel dansplezier op het bal. Toen ik wegliep, zwaaide ook de andere winkelmeisjes.
