Op facebook schreef ik over mijn vertrek naar Zwitserland om daar in afzondering aan mijn roman te werken. Thuis liep ik vast in het verhaal, ik bleef het begin van de vertelling maar herschrijven. Net als het personage in de film Groundhog Day, die in een tijdlus terecht kwam, werd ik telkens wakker in de eerste zin. Het lukte me niet om ingrijpende beslissingen te nemen. Dit kwam deels door de vele onderbrekingen in het denken erover. ‘Om goed naar mijn personages te kunnen luisteren moet de echte wereld even stil zijn’ schreef ik.
Student Magna (van de schrijversvakschool Noord-Nederland) reageerde op mijn bericht met een mooie vraag waarvoor ik het werken aan de roman toch even uitstel om die te beantwoorden.
‘Personages zijn bijzondere types. Het zouden mensen kunnen zijn als ieder ander. Maar omdat ze zijn gecreëerd door hun schepper, zijn ze niet autonoom. Naar wie luister jij als je naar je personages luistert?’
Mijn personages voelen niet als stemmen vanuit mijn onbewuste zelf. Ze bestaan in aanzet wel uit delen van mij. In het prille stadium van hun schepping herken ik onbelichte eigenschappen en verlangens; behoeftige eigenschappen zoals gezien willen worden of onvervulde verlangens zoals het hebben van diepe vriendschap.
Hoewel de bron van hun bestaan dus geen blanco personage is (hun drijfveren komen uit mij), leven ze wel onafhankelijk van mij voort. Ze handelen vanuit hun gecreëerde verleden, maar worden gevormd door fictieve omstandigheden. Vanaf het moment dat ze zich in de verbeeldingswereld begeven raken ze losgezongen van hun schepper. Ondanks dat ik de hindernissen in hun levens zelf opwerp, ingegeven door de keuzes die ze maken, zijn deze niet gelijk aan mijn werkelijkheid. Ik zit ondertussen gewoon aan tafel achter de laptop met een kop thee, terwijl mijn personage misschien wel onwetend in een bushokje plaatsneemt, naast de in haar pubertijd afgestane dochter. Als schrijver registreer ik wat ze doet en misschien meen ik te weten wat ze denkt. Toch drijft haar ontwikkeling steeds verder van mij af.
In het titelverhaal van Wanneer de herten komen voer ik Mark op. Hij leeft met een schuldgevoel. Mijn schrijven zou een experiment kunnen zijn om te toetsen welke betekenis schuld in mijn leven heeft, in het werkelijke leven is het onmogelijk om alle voorstelbare paden van het menszijn te volgen. Om van het tergende, voor Mark onbewust aanwezige, schuldgevoel af te komen vlucht hij uit zijn relatie en trekt zich terug in een houten huisje in het bos. Wanneer er ineens een hinde voor hem staat die naar hem kijkt, denkt hij terug aan zijn moeder. Via deze ervaring raakt hij steeds verder verstrikt in zijn verleden. Vanaf het begin wist ik dat het slecht met hem zou aflopen. Al schrijvende bleek echter dat het verhaal een andere wending nam. Het personage Mark maakte autonome beslissingen. Hij ontstond weliswaar vanuit mijn verbeeldingskracht, maar hij handelde op basis van zijn individuele fictieve toestand en daardoor viel hij niet langer samen met mijn zelf.
Hoewel hun levens zich afspelen in mijn hoofd kan ik niet anders dan constateren dat ze hun eigen gang gaan. Hun levensloop is onvoorspelbaar en uiteindelijk staan mijn fictieve personage even ver van mij af als mijn ouders, mijn vrienden en zelfs mijn eigen kinderen die voor een gedeelte toch ook uit mijn genetische bron zijn ontsprongen. Voor ieder van hen geldt dat ik moeite moet doen om hen te kennen. Het is mijn wens om mij stilletjes bij hen te voegen, te observeren, te volgen om hen te begrijpen en mij met hen te kunnen verbinden. Het is niet ondenkbaar dat buiten gelijk is aan binnen.

Of
https://somerentenbosch.nl/tips/joke-van-vliet-wanneer-de-herten-komen/
Of bol.com:
https://www.bol.com/nl/nl/p/wanneer-de-herten-komen/9300000070476317/?suggestionType=featured_product