02-03-2023
Eindelijk heb ik een telefoonhouder gekocht en zie ik de route van Google Maps op een scherm voor me in plaats vanaf mijn bovenbeen, verschuivend in de bochten. Wanneer ik het adres van het Roland Holsthuis invoer tekent de navigatie een dikke lijn via Amsterdam, zelfs als ik aangeef dat ik via Elburg wil rijden, maar ik laat me niet overhalen en kies voor de route over de Houtribdijk naar Enkhuizen en vanaf daar naar de kust. Deze standvastigheid komt waarschijnlijk omdat ik een Kozak heb gegeten; een lekkernij uit het oosten, een soort platgeslagen mergpijp. Nog voor het verlaten van de bebouwde kom had ik de zoetigheid al verzwolgen en trok er een kozakkenmentaliteit door mijn bloedbanen. Kozak komt van het Turkse woord QuzzaQ en betekent avonturier. Het waren driftige mensen, die in het zuidelijke steppe gebied van Oost-Europa en Aziatisch Rusland woonden. Vooral lijfeigenen, verarmde edelen, horigen, verschoppelingen uit Rusland, die niets meer te verliezen hadden. Als ruiters gewapend met botte speren vochten ze tegen de vijand.
Voor het eerst in jaren is de tijd van mij. Ik klaag niet, maar het leven van een moeder is nooit vrij. Nu ik een maand ga schrijven mag ik weer even jong zijn; gulzig, sponzig, behoeftig, willend, alleen met mezelf zonder drukkende verantwoordelijkheid. Het is natuurlijk een illusie, het schermpje van mijn mobiel licht al enkele malen op, maar dat negeer ik. De landbouwgronden veranderen in groene kale raaigrasvlakken vol windmolens en een lange weg met oneindig veel rotondes. Wat zal de ontwerper gelachen hebben bij het vooruitzicht van al die autootjes die braaf remmen, draaien en afslaan. Het duizelt me wanneer ik eindelijk de dijk oprijd met links het Markermeer en rechts het IJsselmeer. Nu pas realiseer ik me dat dit meer is vernoemd naar de rivier de IJssel die erin uitmondt. Het verbaast me hoe weinig logische verbanden mijn brein soms doorziet. Alles blijkt met elkaar verbonden, de wereld is een grote legpuzzel.
De weg is smal, aan beide zijden ligt uitgestrekt water, pieren van keien en ganzen op de punt, de zon glinstert op het schuim. Het flitst door mijn hoofd dat een tegenligger mijn auto kan aantikken, waardoor ik te water zal raken en in de diepte zal verdwijnen. Ik zal stikken omdat ik niet weet hoe ik moet handelen. Moet ik het raam open draaien zodat de ruimte langzaam volloopt? Maar werkt de elektronica nog wel? Zal ik eraan denken om naar achteren te klimmen om de hamer te pakken? 26 kilometer lang denk ik afwisselend aan het rampscenario en aan een gedicht van Vasalis. De bus rijdt als een kamer door de nacht/ de weg is recht/ de dijk is eindeloos. Wat biedt de dichtkunst toch een krachtige verlichting. Hoewel er ook na de dijk nog lang mist hangt als een deken van onheil en de bomen zien er uit als oorlogsslachtoffers, op willekeurige plekken afgezaagd, zonder armen en benen. Pas wanneer ik afsla richting Bergen wordt de omgeving weer groen.
In de Eerste Bergensche boekhandel haal ik de sleutel. Elk hoekje van de winkel is benut. De bezoekers scharrelen er al net zo tussen, met buiken en rugtassen langs elkaar schuivend. Dit kan niet anders dan een fijne plek zijn. En inderdaad, als ik later van de parkeerplaats naar het Roland Holsthuis loop, zie ik speenkruid bloeien en het blad van de hemelsleutel lijkt wel een schilderij van Jackson Pollock.
Die avond kijk ik het jourmaal en zie een man die in een huisje op de zeebodem woont. Hij wil het record onderwater wonen breken en onderzoeken wat het effect op een mens is. Er is geen einde en geen begin/ aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden, alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.
