Flirten met de dood

04-03-2023

Vannacht sliep ik in het bed van Roland Holst. Ik dacht eraan dat hij me misschien zag liggen. Doden kunnen vast goed in het donker zien. Dichtbij en tegelijk onbereikbaar kwam hij van gene zijde. Om hem gunstig te stemmen fluisterde ik wat zinnen uit zijn gedicht De zwerver en de ziel.

Alleen als gij haar neemt – o, dood –

zal ik haar altijd bij mij weten

Wij hebben nooit elkaar bezeten

dan in uw avondrood.

Zo hardop gefluisterd veranderde ik vanzelf in de ik uit het gedicht. Het vertrouwen dat iedereen waar ik van hou in mijn leven blijft wankelt. Moet dit wel hardop uitgesproken in de nacht? Ik viel in slaap en kreeg een koortsige droom over een man die onder een ijslaag zat. Ik probeerde hem te redden door met een steen een gat te slaan. De ijssplinters schoten alle kanten op, maar de laag was te dik en hij leek niet ongelukkig. Zijn gezicht was wazig. Toch zag ik hem glimlachen en hij wuifde. Waar ik ook liep, hij zwom onder mijn voeten mee. Uiteindelijk wist ik niets beters dan op mijn knieën te zakken en hem door het ijs heen te kussen. Het oppervlak bleek warm, mijn lippen gloeide en toen werd ik wakker. Het kan niet anders dan dat ik Roland Holst heb gekust. Vergeef me mijn nachtelijk vreemdgaan. Over dromen heb je hoe dan ook geen controle.

Vroeger dacht ik dat als ik aan de kust zou wonen, ik dagelijks naar mijn geliefde zee zou gaan. Natuurlijk zou ik dat doen, alleen de waarheid is dat ik er sinds mijn aankomst in Bergen nog maar een keer ben geweest. Blijkbaar was dat genoeg om mijn liefde te bestendigen. De rollende golven klonken lang na in mijn hoofd. Toch zal het geluid ooit weer vervagen net als mijn vaders stem. Ik hoor nog hoe hij het woord ‘koffie’ zegt en mijn moeders naam uitspreekt. Het is onvoorspelbaar wat er van je leven in de ander achter blijft.

We begrenzen ons lichaam, dat is van onszelf. Alleen woorden en klanken komen ongefilterd binnen. En dat is misschien wel ware intimiteit, dat je zomaar in elkaars hoofd mag verblijven, intiemer dan zoenen door het ijs. Zo hoorde ik vanochtend de stem van mijn man, terwijl hij er niet was. Hij vond de kleine bonte specht bijzonder en later vraagt hij me of het een boomklever of boomkruiper is die langs de stam omhoog wipt.

Mijn grote liefde