Iets over het schrijfproces

De bundel ontstond zoals de winter komt.

Je loopt buiten met korte mouwen, terwijl de zon verbleekt, de lucht verkilt, de kou tot het binnenste van de aarde doordringt … Het zand wordt hard als steen, het water bevriest, planten worden week en slap en je merkt de verandering pas wanneer je bloed trager stroomt en er geen groen meer aan de takken zit. En dan zit je er al middenin.

Je volgt het smalle pad tussen geboorte en sterfte en overal ligt ijs. De hemel is ruim en wijd, de vogels zwijgen of vertrekken en de pissebedden zitten stijf en stram tussen bast en stam. Je gaat je woning binnen, sluit de deur en de gure wind zingt rond de muren, breekt door het cement en je lichaam wordt je nieuwe huis, je thuis en je geest dwaalt in een gebied tussen droom en bestaan en in die toestand gebeurt het. 

De personages wandelen je huis binnen alsof ze er wonen, ze graaien in de koelkast, pellen mandarijnen, laten de schillen achter op de salontafel. Ze schuiven in het bed onder de lakens, strelen je benen en dijen en fluisteren over hun zorgen. Ze wassen hun haren met je shampoo, ze knabbelen aan het brood en kwelen mee met de radio en drink, drink, drinken je wijn. Ze klampen zich vast als babyaapjes, plukken het pluis van je trui en trommelen met onrustige vingers tegen je hersenpan.

En jij zit op je kamer, achter je bureau, en schijft. De zinnen lang en chaotisch, een warboel, en je schrapt en herschrijft net zo lang tot het weer stil wordt. Op een dag sta je op en loopt door het huis, zoekt onder het bed tussen het stof, graait tussen de jurken in je kledingkast, maar overal is het leeg en stil.

Je rent naar buiten, waar het ijs al smelt en kleine groene tongetjes uit zwarte aarde omhoogschieten. De temperatuur is weer even aangenaam als binnen, in het eigen lichaam, de cocon van huid. Op het grasland grazen de herten, aan de rand van je bewustzijn. Ze heffen hun kop, staren met donkere ogen in die andere werkelijkheid. De verschijningen, schimmen, begoochelingen en zinnenbeelden, bij het geringste gevaar draaien ze om en rennen weg, vluchten tussen donkere stammen in het grenzeloze universum van de verbeelding.