Ik ben niet alles

07-03-2023

Ik schrijf deze pagina’s voor mezelf en stuur ze dus niet rond als berichten. De rede dat ik ze wel publiceer is omdat het bekentenissen zijn. Dit op schrift stellen van het bezinksel van mijn dagen bevestigt mijn bestaan en dat is prettig. Het is dus geen probleem als je ze niet leest.

Het is mijn derde ochtend in het Roland Holsthuis. Dankzij de grote ramen aan de voorzijde waan ik me buiten. De winter is terug. De meesjes die eerder al heen en weer kwetterden houden hun snaveltjes en de woerden in de sloot draaien hun groene glanzende koppen weg van de vrouwtjes. In de ochtend schoten er ambulances en politiewagens over de weg. Altijd als ik sirenes hoor denk ik eraan dat er ergens op dat moment mensen zijn die zich radeloos voelen. Het kan goed komen, maar ook misgaan.

Wanneer je schrijft verandert je tijdsbeleving. Ik werkte de hele dag aan een scene die in het leven van mijn personage slechts enkele minuten duurt. Het kost verbeeldingskracht om heel precies na te gaan hoe de omgeving er op een bepaalt moment uitziet, hoe het ruikt, hoe de stemmen klinken. Om nauwkeurig te schrijven moet ik mezelf verplaatsen naar die plek, in dat lichaam, naar dat moment en wanneer dat lukt vergeet je de echte tijd en omgeving en toen ik opkeek was het buiten alweer aan het schemeren. Er was een dag voorbij en ik had maar een paar minuten geleefd.

Omdat ik van mezelf dagelijks moet bewegen stapte ik alsnog op de fiets en trapte tegen de wind in naar Alkmaar. Ik weet niet waarom ik niet koos voor het zoveel mooiere pad naar zee. In de sloot zag ik een reiger met een sierlijke veer als hoofdtooi. Het riet was bruin en hagelkorrels tikten tegen mijn wangen. Er waren scooters die vlak voor me stonden te walmen bij de stoplichten. Jongeren schreeuwden naar elkaar bij de ingang voor een enorme school en auto’s van ouders die hun kind kwamen halen ronkten. Ik ging over een breed water met een brug waar het zo hard waaide dat ik bang was dat mijn bril zou afschieten of mijn tas uit de fietstas gesjord zou worden en in het water zou kiepen. Steeds koos ik de route waar ik kon vechten tegen de wind en ik kwam terecht in een treurig industriegebied. Net toen ik besloot om terug te keren, me door de wind te laten meevoeren, zag ik een kringloopwinkel. Ik had net die ochtend een uitnodiging gekregen voor het boekenbal en ik had geen bijzondere kleding meegenomen naar mijn verblijfplaats. Het thema is: ik ben alles. Ik ben alles. Ik ben alles en ik schaam me ervoor, om zoiets uit te dragen. Laat anderen maar alles zijn en laat mij maar lekker schrijven. Alles zijn is leuk als je jong bent. Tegenwoordig wil ik juist niets meer zijn, opgaan in de wind en in mijn verbeelding, mijn hoofd vullen met meesjeszang. Luisteren naar het suizen van vleugelslagen van overvliegende zwanen. Leven is al genoeg en daarom koos ik in de winkel een zwartfluwelen hoedje met een strik en in het donker liet ik me terugblazen, weg uit de industrie, langs de verlichte treinen vol mensen met eigen bestemmingen.

Later die avond las ik dat er een jongen is verdronken en ik moet er steeds aan denken. Heel verdrietig.