
Een openbare brief aan een schilderes.
In onze gesprekken over je schilderijen stond de vraag centraal welke relatie het kunstwerk heeft met de wereld Nadenkend over de vraag iets te schrijven over je werk dacht ik aan het boekje ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty. Hij spreekt over het dubbele samentreffen van de wereld en het lichaam dat aan de oorsprong ligt van alle kennis en dat het denkbare te boven gaat. Hij zegt in dit essay geschreven in de zomer van 1960.” Door zijn lichaam aan de wereld uit te lenen zet de schilder de wereld om in een schilderij”…en verderop “Zichtbaar en beweegbaar, hoort mijn lichaam bij de dingen, is het een van hen, is het gevangen in het weefsel van de wereld.” …’De natuur is van binnen’ zegt Cezanne “Kwaliteit, licht, kleur, diepte, die daar voor ons zijn ,zijn daar slechts omdat ze een echo in ons lichaam wakker roepen .” (p. 21-25) Precies van die lijfelijke aanwezigheid tussen de dingen daar zijn jouw schilderijen een getuigenis. Jouw schilderijen ontstaan vanuit een aanwezigheid in de wereld om je heen. Jouw beelden, tekeningen, collages en schilderijen zijn de zichtbare getuigenis van die wereld waarin je al ziende en in beweging schilderend aanwezig bent. Soms zijn het herinneringen zoals de schommel en het plastic badje uit je jeugd die als herinneringsbeelden resoneren van wat eens ervaren en gezien is. Belangrijk staat in je website is het conflict tussen nabijheid en afstand. Hoe nabij moet je iets bekijken en weergeven ? Is letterlijke aanwezigheid van de mens nodig lijkt je,je gaande weg af te vragen. Je werk ontwikkelde zich van de nadrukkelijke aanwezigheid van de mens tot een afwezige aanwezigheid van de mens in je collages en landschappen . Met name je laatste landschappelijke werken vind ik boeiend .Hier is het vraagstuk van nabijheid en afstand niet meer een letterlijke, maar een dialogische heen weer bewegen tussen het afstandelijke kijken en weergeven van een ruimte en anderzijds de nabijheid van een gevoelde ervaring.
Riet Schennink