Recensie Jet van der Sluis

Over tentoonstelling Canopen

Over kunstgras en schilderkunst

Sibyl Heijnen en Joke van Vliet krijgen de ruimte

Dankzij het idealisme van twee Twentse galeriehouders van het eerste uur is er deze maand weer werk te zien van kunstenaars uit onze regio die hun eigen, ongebaande wegen bewandelen. Buiten het gesubsidieerde circuit van al die door de provincie of gemeente gesteunde instellingen om bepalen Galerie Beeld en Aambeeld in Enschede en Boek en Galerie te Hengelo hun eigenzinnige keuzes, waarbij verkoopbaarheid nauwelijks een rol lijkt te spelen. Zo bieden zij een platform aan kunstenaars die zonder meer onze aandacht waard zijn, ook al is hun werk niet bepaald makkelijk toegankelijk.

In Enschede heeft Martha Haveman zich dit keer echt uitgeleverd aan haar exposant, Sibyl Heinen uit Almelo. Haveman ontruimde haar hele galerie, inclusief de vleugel en alle vitrinekasten, en gaf de kunstenares carte blanche. Heijnen borduurt met het Gesamtkunstwerk In Beweging dat ze hier creëerde voort op een ontwikkeling binnen haar oeuvre die begon met een tentoonstelling in Kyoto in 2007.

Destijds transformeerde zij de Japanse museumzalen tot een totaal nieuwe versie van de white cube door de vloeren te voorzien van – speciaal voor haar vervaardigd – wit kunstgras. De expositie van haar sculpturen en werken aan de wand werd daardoor ingekapseld in een totaalervaring die er een absolute meerwaarde aan verleende. Iets dergelijks doet ze ook nu, maar met een duidelijke verwijzing naar het Hollandse landschap. Met maar liefst elf verschillende soorten kunstgras veranderde zij het beschikbare vloeroppervlak in een met groene banen doorsneden polderland, waarbij de verschillende schakeringen groen lijken te verwijzen naar de continue afwisseling in lichtintensiteit die zo kenmerkend is voor onze lage landen. De wandobjecten die ze laat zien zijn gebaseerd op de natuurlijke tekening van de huid van zwartbont vee; huiden die ze bewerkt door delen van die patronen uit te snijden waarna ze de doorboorde huid bevestigt op een canvas. De door haar gemaakte ondertekening gaat vervolgens een spannend spel aan met de realistische abstracties van de koeienhuid, waarbij opvalt dat de huidige werken sterker aan een wandreliëf dan aan een schilderij doen denken. Dit sculpturale karakter hebben ook de kleinere tekeningen die door het opplakken van stukken bont gaan rimpelen en plooien. Het is sober, natuurlijk werk waaruit een grote betrokkenheid bij de schoonheid van deze gesneuvelde schepselen spreekt; werk ook dat aanleiding geeft tot reflecties over vergankelijkheid.

Ook de twee hangende objecten van kunststof zijn geperforeerd en zorgen samen met de met bladgoud bewerkte, kleine sculpturen van rubber voor een verticaal visueel moment. Dat zelfs de voile van de raambespanning kleine doorboringen vertoont, is een subtiel detail dat menigeen zal ontgaan, maar dat wel tekenend is voor het perfectionisme van Sibyl Heijnen.

Je betreedt hier een andere wereld, een wereld waarin ieder object op zichzelf staat, maar zijn meerwaarde ontleent aan het grotere geheel. Vooral die laatste ervaring blijft lang hangen en maakt een bezoek meer dan de moeite waard.

De expositie van de schilderijen van Joke van Vliet met de geheimzinnige titel Canopen die Jan Knigge in Hengelo laat zien, is veel traditioneler van karakter. Tegelijkertijd is het juist de worsteling met de schilderkunstige traditie die aan dit rauwe en ongemakkelijke werk zijn importantie en urgentie verleent.

Van Vliet woont in de buurt van Deventer en is van oorsprong fotografe. Omdat ze de fotografie uiteindelijk een te vluchtig medium vond, is ze naar de AKI gegaan waar ze zich heeft toegelegd op het schilderen. In haar gevecht met de materie van de verf heeft ze een  vorm van verdieping gevonden waarin ze meer dan het uiterlijk van de dingen kan laten zien. Haar beeldtaal is vrij mysterieus en vaak onheilspellend. Haar doeken roepen vragen op die zich niet makkelijk laten beantwoorden en houden alleen daardoor al de aandacht gevangen. Opvallend vaak zien we hoofden die van de romp van mens of dier gescheiden zijn. Dat brengt niet alleen geweld, maar ook de scheiding tussen hoofd en hart in gedachte. Doordat ze in veel van haar schilderijen zichzelf afbeeldt, krijgt een zelfportret in de vorm van een afgehouwen hoofd op een dienblad iets lugubers, maar zelf ziet ze in deze afbeelding meer een vorm van een offer. Zij levert zich voor haar gevoel in al haar werk met huid en haar uit aan de schilderkunst. In dit verband is de titel die ze voor deze expositie koos veelzeggend. Canopen zijn van oorsprong Egyptische grafurnen waarin de verwijderde ingewanden van de gebalsemde mummie, de gestorvene begeleiden in het graf. In de bij Knigge getoonde schilderijen, de ‘productie’ van de afgelopen drie jaar, geeft ze ons inzage in haar diepste angsten, twijfels en verlangens; ze legt haar innerlijk voor ons bloot.

Dit oeuvre kenmerkt zich door een duidelijk dualisme: er zijn lieflijke doeken die de behoefte aan tederheid en koestering verbeelden, terwijl andere juist rauw en wreed zijn. Ook in haar verfbehandeling is er sprake van uitersten: naast doorwerkte en experimentele partijen, blijven andere delen van het doek juist schetsmatig en onaf.

Wat haar het meest fascineert in de mens is zijn dierlijke oorsprong inclusief zijn instinctieve  driftleven. Onder het dunne laagje vernis dat we doorgaans beschaving noemen, is de mens even bestiaal als ieder ander schepsel. In beelden die zich tijdens het proces van het schilderen onbewust aan haar opdringen, probeert ze die waarheid over de menselijke soort, en dus ook over zichzelf, onder ogen te zien. Voor haar maken al deze schilderijen deel uit van een continu beeldend onderzoek naar het mens zijn in al zijn facetten.

Dit alles resulteert in afbeeldingen die zowel aantrekken als afstoten. Beelden die de werkelijkheid ontstijgen, maar er wel nadrukkelijk aan gelieerd blijven. Wat te denken van een vrouw die jongleert met gesticulerende, afgehakte handen of die een aantal romploze koppen in de lucht probeert te houden? Voor Van Vliet gaan deze vervreemdende schilderijen over haar plaats in de wereld en hoe ze zich verhoudt tot anderen. Dat er op haar doeken vaak maskers en mombaksels voorkomen, is niet verbazingwekkend, omdat de mens zich immers gedurig beter voordoet dan hij in diepste wezen is.

Het hierboven genoemde beeldende onderzoek strekt zich voor deze kunstenares vanzelfsprekend uit tot de verfbehandeling. De nadrukkelijk herkenbare kwaststreken die zich binnen één doek in verschillende richtingen bewegen; de gelaagdheid van de verfhuid; de kleurcontrasten en de partijen waarin ze een bijna lichtgevende transparantie bereikt, vormen een integraal onderdeel van haar honger naar het wezen van de dingen. In de bundel bewerkte dagboekfragmenten, met de gelijknamige titel Canopen,geeft Van Vliet een inkijkje in de associatieve manier waarop ze omgaat met de wereld om haar heen. Toch zijn het de illustraties, haar tekeningen in zwart-wit, die de meeste indruk maken, omdat ze daarin haar privébesognes weet op te tillen naar een niveau van een algemeen geldige, universele waarde die het particuliere vér overstijgt. Naar kunst dus